Uitspraak
21 2482 WIA
PROCESVERLOOP
mr. G.A. Vermeijden.
OVERWEGINGEN
WGA-loonaanvullingsuitkering.
1 maart 2013 tot en met 28 februari 2014. Het maatmanloon is een begrip uit het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) en heeft alleen een functie bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid. Er is geen theoretische restverdiencapaciteit vastgesteld, zodat de mate van arbeidsongeschiktheid op 100% is vastgesteld zonder dat het maatmanloon daarbij een rol heeft gespeeld. Artikel 21 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) is niet van toepassing, omdat dat gaat over de situatie waarin sprake is van toegenomen beperkingen na een eerdere
WIA-beoordeling. De periode waarover deze beoordeling voor wat betreft de hoogte van het dagloon gaat, betreft een eerste WIA-beoordeling.
Het dagloon van uitkeringen op grond van de Wet WIA is de uitkomst van de volgende berekening:
[(A-B) x 108/100 + C] / D
waarbij:
A staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een werkgever die vakantiebijslag reserveert;
B staat voor bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer in de referteperiode heeft genoten;
C staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een werkgever die geen vakantiebijslag reserveert; en
D staat voor 261.
104 weken. Het tweede lid bepaalt dat als eerste dag van de wachttijd geldt de eerste werkdag al dan niet in een dienstbetrekking waarop door de verzekerde wegens ziekte niet is gewerkt of het werk tijdens de werktijd is gestaakt.
17 maart 2014 de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is en dat er geen reden is om die datum verder in het verleden te leggen. De brief van de GGZ van 9 april 2019 biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten nu daarin met name het klachtenpatroon van appellante vanaf de basisschool tot en met maart 2019 wordt beschreven. Voor het aannemen van een eerdere eerste arbeidsongeschiktheidsdag zijn echter niet bepalend de psychische klachten als zodanig of vanaf wanneer en gedurende welke periode die zich voordeden. Van belang is sinds wanneer appellante ten gevolge van die klachten niet meer in staat was tot het verrichten van haar werkzaamheden in de voor haar normale omvang. Appellante heeft zich op 17 maart 2014 ziekgemeld. Objectieve aanwijzingen dat appellante haar werk in de voor haar normale omvang vóór 17 maart 2014 niet meer kon verrichten ontbreken.