ECLI:NL:CRVB:2023:1339
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen van werkgever in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de loonsanctie die aan appellant was opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, handelend onder de naam [bedrijf], had een WIA-uitkering aangevraagd voor werkneemster, die zich op 28 mei 2018 ziek had gemeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat leidde tot een loonsanctie. De rechtbank Noord-Holland had eerder de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard.
De Centrale Raad oordeelde dat appellant niet had voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen, aangezien hij geen tijdig en adequaat re-integratieverslag had ingediend. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het Uwv op goede gronden de loonsanctie had opgelegd en niet had hoeven wachten op een uitspraak van de kantonrechter over het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Appellant had geen deugdelijke grond voor zijn nalatigheid en had onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht, wat door de rechtbank werd bevestigd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.