ECLI:NL:CRVB:2023:1336
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van Wajong-uitkering wegens gebrek aan rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een Wajong-uitkering aan appellant. De appellant had in de periode van 8 februari 2017 tot en met 31 oktober 2017 geen rechtmatig verblijf in Nederland, omdat zijn verblijfsvergunning asiel was ingetrokken. De Raad oordeelde dat het appellant redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat hij geen recht had op de Wajong-uitkering, aangezien zijn verblijfsstatus was ingetrokken en hij geen geldige verblijfsvergunning had. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard en niet-ontvankelijk verklaard. Appellant had aangevoerd dat hij rechtmatig verblijf had op basis van een Chavez-aanvraag, maar de Raad volgde deze redenering niet. De Raad bevestigde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de appellant niet had aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen had. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.