In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant door het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Appellant ontving sinds 27 mei 2017 bijstand op grond van de Participatiewet. Het college heeft op 19 juni 2019 besloten de bijstand van appellant in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen over een bepaalde periode. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college bleef bij zijn besluit. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd voor een deel van de intrekking en de terugvordering. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden met betrekking tot zijn bedrijfsactiviteiten. Echter, appellant heeft wel de ontvangst van een bedrag van € 12.000,- en kasstortingen niet gemeld, wat een schending van de inlichtingenverplichting oplevert. De Raad oordeelt dat het college verplicht was om de bijstand over de betreffende periode in te trekken en terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd, en het college wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen over de terugvordering.