ECLI:NL:CRVB:2023:1266

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
20/4419 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van Wajong-aanvraag wegens arbeidsvermogen na medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1994, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze werd afgewezen door het Uwv op basis van de conclusie dat zij arbeidsvermogen had. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, waarbij werd gesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante in staat was om vier uur per dag en één uur aaneengesloten te werken. Appellante betwistte in hoger beroep dat zij over arbeidsvermogen beschikte, verwijzend naar haar medische klachten, waaronder de ziekte van Scheuermann en psychische problemen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht het Uwv had gevolgd in zijn standpunt dat appellante arbeidsvermogen had op de datum van de aanvraag. De Raad concludeerde dat de gronden van appellante in hoger beroep niet overtuigend waren en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

20 4419 WAJONG

Datum uitspraak: 5 juli 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
13 november 2020, 20/61 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S. Ben Ahmed, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Mr. S. Benali heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld en vervolgens heeft
mr. M.B. Ullah zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Ullah. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.J.M.M. de Poel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren [geboortedatum] 1994, heeft met een door het Uwv op 7 maart 2019 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellante de ziekte van Scheuermann heeft. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 24 april 2019 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat appellante arbeidsvermogen heeft.
1.2.
Bij besluit van 11 december 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 24 april 2019 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is. De verzekeringsartsen (bezwaar en beroep) hebben rekening gehouden met de door appellante genoemde klachten en hebben gemotiveerd toegelicht dat appellante vier uur per dag en één uur aaneengesloten belastbaar is voor passende activiteiten. In wat appellante heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien om hieraan te twijfelen. Daarbij merkt de rechtbank op dat, ook indien appellante elke twee uur een kwartier liggend zou moeten rusten, dit niet onverenigbaar is met het vier uur per dag en één uur aaneengesloten belastbaar zijn. De arbeidsdeskundige wordt erin gevolgd dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en dat zij een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Omdat appellante arbeidsvermogen heeft kan in het midden blijven of de beperkingen van appellante duurzaam zijn.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep betwist dat zij arbeidsvermogen heeft, waarbij zij erop wijst dat zij klachten heeft in verband met de ziekte van Scheuermann alsmede psychische klachten. Appellante heeft een persisterende depressieve stoornis, PTSS, een persoonlijkheidsstoornis, geheugen- en concentratieproblemen en overgevoeligheid. Appellante is gezien door een revalidatiearts en die heeft haar geadviseerd een vervolgtraject in te gaan bij PsyQ en een GGZ-traject op te starten. De revalidatiearts heeft appellante geadviseerd om elke twee uur vijftien minuten liggend te rusten. Uit de door appellante overgelegde rapporten van de SGGZ en de psychomedische praktijk Recuper blijkt dat appellante ernstige beperkingen heeft ten aanzien van algemene dagelijkse levensverrichtingen. Appellante acht zich niet vier uur per dag belastbaar en stelt niet één uur aaneengesloten te kunnen werken. Ook acht zij zich niet in staat om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie en beschikt zij niet over basale werknemersvaardigheden. Daarbij stelt appellante onder meer dat zij straatvrees heeft en het openbaar vervoer vermijdt, zodat ze niet in staat is om dagelijks af te reizen naar een werkplaats. Onder verwijzing naar het arrest van 8 oktober 2015 van het EHRM, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212 (Korošec) verzoekt appellante om benoeming van een deskundige.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is (voor zover hier van belang) jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
4.1.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018, en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft aangenomen dat appellante arbeidsvermogen heeft op 7 maart 2019, de datum waarop de Wajong-aanvraag is ontvangen.
4.3.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft terecht de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd dat appellante ten minste één uur aaneengesloten kan werken en dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar is. De rechtbank heeft ook terecht de conclusie van de arbeidsdeskundige gevolgd dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en dat zij de taak Invoeren van gegevens (taaknummer 1601) kan uitvoeren. De overwegingen die aan dit oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven.
4.4.
Appellante heeft in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd die tot een ander oordeel leiden over haar medische situatie op de datum in geding. Het behandelplan van de SGGZ van januari 2020 was al in de beroepsfase overgelegd en de informatie van het Spine & Joint Centre van 22 augustus 2019 in de bezwaarfase. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft reeds afdoende op deze medische informatie gereageerd en zijn goed gemotiveerde conclusies worden gevolgd. Het rapport van de psycholoog S.V. Dijkshoorn en psychiater J.E. Hovens (psychomedische praktijk Recuper) van 17 juni 2015, waarin is vermeld dat appellante niet gemotiveerd is voor behandeling van haar identiteitsprobleem en persoonlijkheidsstoornis NAO, is ruim voor de datum in geding opgesteld en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 25 oktober 2021 overtuigend gemotiveerd waarom dit niet leidt tot een ander standpunt.
4.5.
In de brief van anesthesioloog-pijnspecialist L.B. Verbrugge van 1 februari 2022 wordt melding gemaakt van de ziekte van Scheuermann en de daaruit voortvloeiende pijnklachten aan de rug. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was met deze informatie bekend en deze brief bevat onvoldoende aanknopingspunten voor het standpunt van appellante, dat zij niet zou beschikken over arbeidsvermogen. Dat bijvoorbeeld voor appellante een MRI is gepland op 11 februari 2022 is niet van belang voor de vraag of zij op 7 maart 2019 arbeidsvermogen heeft. Voor zover de chiropractor in zijn (ongedateerde) brief stelt dat appellante niet in staat is om duurzaam reguliere werkzaamheden te verrichten, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar gesteld dat daarvoor geen medische grond bestaat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat appellante ondanks haar aandoeningen in staat moet worden geacht werkzaamheden te verrichten waarin geen sprake is van zware rugbelasting of zware fysieke belasting. De door appellante overgelegde stukken die betrekking hebben op aanspraken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2022/2023 leiden evenmin tot een ander oordeel. Deze stukken zien niet op de datum in geding en voor de Wmo geldt een ander beoordelingskader dan voor de Wajong. Zie hierover bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 30 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1568.
4.6.
Ter zitting is namens appellante toegelicht dat haar verzoek tot het benoemen van een deskundige verband houdt met stap drie zoals geformuleerd in de uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226. Bij deze stap gaat het om twijfel aan de juistheid van de inhoudelijke beoordeling. Als deze twijfel – na een eventuele reactie van het Uwv – niet wordt weggenomen, kan daarin reden bestaan dat de bestuursrechter een (medisch) deskundige benoemt. Mede gelet op wat hiervoor is overwogen is van een dergelijke twijfel in dit geval geen sprake zodat geen aanleiding wordt gezien een deskundige te benoemen.
4.7.
Gelet op rechtsoverwegingen 4.3 tot en met 4.6 heeft de rechtbank terecht het Uwv gevolgd in zijn standpunt dat appellante op de in geding zijnde datum beschikte over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken. Zoals de rechtbank ook heeft overwogen kan daarom de vraag naar de duurzaamheid onbeantwoord blijven.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers als voorzitter en C.F.E. van Olden-Smit
en S.E. Reichert als leden, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2023.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) S. Pouw