Uitspraak
Samenvatting
Inleiding
Uitspraak van de rechtbank
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een reservist bij de Koninklijke Landmacht die is ontslagen wegens wangedrag. De staatssecretaris van Defensie heeft op 29 maart 2021 besloten om de appellant te ontslaan, nadat hij beschuldigd was van het onterecht gebruiken van dienstvoertuigen voor privédoeleinden en het indienen van onjuiste urendeclaraties. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van de appellant tegen dit ontslag ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 4 mei 2023 is de zaak behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Aaron-de Bies, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. B. van der Bruggen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 15 juni 2023 geoordeeld dat het ontslag van de appellant terecht in stand is gebleven. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, wat blijkt uit een strafbeschikking voor het onterecht gebruik van een motorrijtuig. De Raad heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht het besluit van de staatssecretaris heeft bevestigd. De Raad benadrukt dat het belang van een goed functionerende krijgsmacht met betrouwbare medewerkers zwaarder weegt dan het belang van de appellant bij het behoud van zijn aanstelling. De Raad heeft daarom het hoger beroep van de appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder dat de appellant recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierechten.