ECLI:NL:CRVB:2010:BM6967

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/4997 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een militair ambtenaar wegens wangedrag en de proportionaliteit van de opgelegde straf

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, een matroos der eerste klasse bij de Koninklijke marine, die in beroep ging tegen een ontslagbesluit van de Staatssecretaris van Defensie. Het ontslag was gebaseerd op meerdere incidenten van wangedrag, waaronder ongeoorloofde afwezigheid en het gebruik van alcohol aan boord van een marine schip. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 april 2010 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de gedragingen van de appellant, zoals het doen van zijn behoefte in een liftschacht onder invloed van alcohol en het ongeoorloofd afwezig zijn, als wangedrag konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde dat de staatssecretaris terecht het ontslag had opgelegd en dat er geen sprake was van onevenredigheid tussen de gedragingen van de appellant en de opgelegde straf. De Raad verwees naar de rechtspraak met betrekking tot disciplinaire straffen en concludeerde dat het ontslag gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de gedragingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

08/4997 MAW - R
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 juli 2008, 07/9559, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris)
Datum uitspraak: 29 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2010. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde mr. B.J.M. de Leest, advocaat te Utrecht. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.J. Verdonk , werkzaam bij het ministerie van Defensie.
Na de behandeling ter zitting is het onderzoek heropend.
Vervolgens hebben partijen toestemming gegeven tot afdoening buiten zitting.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Appellant was matroos der eerste klasse bij de Koninklijke marine, wiens verbintenis op 24 november 2007 van rechtswege zou eindigen.
1.2. Appellant heeft op 11 februari 2005 aan boord van Hr. Ms. Van Speijk onder invloed van alcohol in een liftschacht zijn behoefte gedaan, waarvoor hij is onderhouden. Op 16 februari 2006 werd geconstateerd dat appellant in zijn kamer in de marinekazerne in Den Helder ongeoorloofd een frituurpan en alcoholische dranken had, waarvoor hem op grond van artikel 41, onder c, van de Wet militair tuchtrecht (Wmt) de straf van strafdienst werd opgelegd. Appellant was vervolgens van 20 juni 2006 tot 4 juli 2006 ongeoorloofd afwezig, hetgeen tot een administratieve maatregel heeft geleid. Op 7 mei 2007 heeft appellant dienst geweigerd en was hij vanaf 12.30 uur tot de volgende dag 08.00 uur ongeoorloofd afwezig; voor deze feiten werd hij op grond van artikel 40, onder b, van de Wmt bestraft met een geldboete.
1.3. Nadat appellant met ingang van 14 juni 2007 was geschorst, werd hij bij besluit van 21 augustus 2007 met ingang van 15 september 2006 op grond van artikel 39, eerste lid, aanhef en onder l, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) ter zake van wangedrag, bestaande uit de onder 1.2 genoemde feiten, ontslagen.
1.4. Bij het bestreden besluit van 23 november 2007 is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 augustus 2007 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. De Raad stelt voorop dat de rechtbank in rechtsoverweging 4.2 van de aangevallen uitspraak het bestreden besluit terecht heeft beoordeeld met inachtneming van de rechtspraak van de Raad ten aanzien van disciplinaire straffen zoals deze in diverse rechtspositieregelingen voor burgerambtenaren zijn geregeld. De Raad volstaat ermee naar die rechtsoverweging te verwijzen.
3.2. De Raad is van oordeel dat appellant de in rechtsoverweging 1.2 vermelde gedragingen aan de dag heeft gelegd. De Raad is voorts van oordeel dat de staatssecretaris deze gedragingen terecht als wangedrag heeft aangemerkt. Deze gedragingen kunnen appellant worden verweten. De Raad heeft in de gedingstukken geen steun gevonden voor de stelling van appellant dat de staatssecretaris ten onrechte heeft verzuimd hem aan een militair geneeskundig onderzoek te onderwerpen.
3.3. De Raad is voorts van oordeel dat het ontslag wegens wangedrag niet onevenredig is aan de ernst van de daarvoor in aanmerking genomen gedragingen. Die gedragingen - in het bijzonder de laatste - maken immers duidelijk dat appellant niet langer gehandhaafd kon worden binnen de defensieorganisatie.
4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2010.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) I. Mos.
HD