ECLI:NL:CRVB:2023:115

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22 / 626 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om Toelage Bezwarende Functie met terugwerkende kracht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij de politie, had verzocht om de Toelage Bezwarende Functie (TBF) met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf 1 januari 2010. Dit verzoek was eerder door de korpschef afgewezen, met als argument dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De appellant stelde dat artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing was en dat hij niet op de hoogte was van het feit dat hem ten onrechte geen TBF was toegekend. De Raad oordeelde echter dat de korpschef de aanvraag terecht had afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de aanvraag konden onderbouwen. De Raad wees erop dat de appellant eerder op de hoogte had kunnen zijn van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen eerdere besluiten die betrekking hadden op de TBF.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de korpschef de aanvraag van de appellant terecht had afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en het gelijkheidsbeginsel in het bestuursrecht, vooral in het kader van de toekenning van salaristoeslagen aan ambtenaren.

Uitspraak

22.626 AW

Datum uitspraak: 19 januari 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 januari 2022, 21/3889 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant hebben mr. H.L.A. Ko en mr. F.H. Buvelot, advocaten, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Ko. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H. Dedding en mr. J. Wegen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant werkt bij de politie en is in het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) geplaatst in de functie van [Functie] . Dit is een administratief-technische functie in het vakgebied Intelligence. Appellant krijgt sinds 1 juli 2018 een Toelage Bezwarende Functie (TBF).
1.2.
Op 20 juli 2020 heeft appellant aan de korpschef verzocht om de TBF al toe te kennen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010. Appellant heeft ter onderbouwing van dit verzoek verwezen naar een uitspraak van de Raad van 21 november 2019 [1] die is gewezen in een procedure tussen de korpschef en enkele collega’s van appellant. In deze uitspraak heeft de Raad, na een eerdere uitspraak tussen dezelfde partijen op 28 juni 2018 [2] , geoordeeld dat de korpschef op grond van het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel niet heeft mogen afzien van aanwijzing van alle administratief-technische functies in het vakgebied Intelligence als slijtende functies. De Raad heeft vervolgens zelf in de zaken voorzien door de verzoeken van deze collega’s om toekenning van een TBF met ingang van 1 januari 2010 toe te wijzen.
1.3.
Bij besluit van 17 december 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 26 april 2021 (bestreden besluit), heeft de korpschef het verzoek van appellant met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. Subsidiair heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat sprake is van rechtsverwerking.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat artikel 4:6 van de Awb niet van toepassing is en dat hij niet wist of kon weten dat hem ten onrechte geen TBF was toegekend, zodat van berusting geen sprake is.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
In artikel 12c van het Besluit bezoldiging politie is bepaald aan welke ambtenaren, voor wie een salarisschaal geldt die lager is dan salarisschaal 12 van bijlage I, maandelijks een TBF wordt toegekend. Dit geldt onder meer voor de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van een politietaak en voor de ambtenaar, aangesteld voor administratieve, technische en andere taken ten dienste van de politie in een functie als bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Artikel 10, derde lid van het Barp bepaalt dat indien de ambtenaar is aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en een door het bevoegd gezag aangewezen functie vervult waaraan volgens door de minister te stellen criteria de aanspraak op de toelage bezwarende functie, bedoeld in artikel 12c, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie, is verbonden, dit in de akte van aanstelling wordt vermeld.
4.2.
Appellant heeft, net als zijn collega’s in de zaken die hebben geleid tot de uitspraken van de Raad van 28 juni 2018 en 21 november 2019, in juni 2015 een salarisspecificatie ontvangen, waaruit hij kon opmaken dat hem geen TBF was toegekend. Deze salarisspecificatie houdt daarmee een weigering van een beslissing ten aanzien van een element van de periodieke salarisbetaling in die wel genomen had moeten zijn en is daarom aan te merken als een besluit. [3]
4.3.
Bij besluit van 10 juni 2016 is appellant met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie van [Functie] . In dit besluit en de daarbij gevoegde brochure blijkt welke financiële gevolgen dit besluit voor hem heeft. In dit besluit is niet vermeld dat appellant een TBF is toegekend, terwijl in de bijgevoegde brochure staat dat dit in het besluit staat als daarop recht bestaat.
4.4.
Bij besluit van 10 oktober 2018 is aan appellant met ingang van 1 juli 2018 een TBF toegekend. Aan de toekenning ligt, kort samengevat, ten grondslag dat per die datum sprake is van een aanstelling voor de uitvoering van de politietaak, waardoor op grond van artikel 12c van het Besluit bezoldiging politie recht bestaat op een TBF.
4.5.
Uit het voorgaande blijkt dat er meerdere besluiten zijn geweest waartegen appellant bezwaar had kunnen maken en waarbij hij had kunnen aanvoeren dat hem ten onrechte geen of niet eerder een TBF is toegekend. Dat appellant destijds niet op de hoogte was (gesteld) van de door enkele collega’s ingezette procedures over de TBF doet er niet aan af dat appellant die mogelijkheid had en daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Dit brengt mee dat de korpschef zijn aanvraag van 20 juli 2020 om hem over de periode van 1 januari 2010 tot 1 juli 2018 alsnog in aanmerking te brengen voor een TBF terecht heeft aangemerkt als een aanvraag waarop artikel 4:6 van de Awb van overeenkomstige toepassing is. Nu tussen partijen niet in geschil is dat van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden geen sprake is en uit wat appellant heeft aangevoerd niet volgt dat het bestreden besluit evident onredelijk is, heeft de korpschef de aanvraag van appellant onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Awb mogen afwijzen.
4.6.
De conclusie is dan ook dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman als voorzitter en L.M. Tobé en A.T. Marseille als leden, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) I. van der Hout

Voetnoten

3.Vergelijk CRvB 3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:753 en CRvB 17 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4619.