ECLI:NL:CRVB:2023:1104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling van verdiencapaciteit en medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die als productiemedewerker werkte, had zich op 30 mei 2018 ziekgemeld met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn uitkering per 30 juni 2019, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde het besluit na een herbeoordeling door een arts bezwaar en beroep.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging. Appellant voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat het was uitgevoerd door een basisarts in opleiding en niet door een geregistreerd verzekeringsarts. Hij stelde ook dat zijn psychische en lichamelijke klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De Raad oordeelde echter dat de medische beoordeling in de bezwaarfase voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De arts bezwaar en beroep had het dossier bestudeerd, eerdere beoordelingen in acht genomen en appellant lichamelijk en psychisch onderzocht.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant met de geselecteerde functies meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De argumenten van appellant over de onzorgvuldigheid van het onderzoek en de onderschatting van zijn beperkingen werden verworpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de beëindiging van de ZW-uitkering.