ECLI:NL:CRVB:2023:1078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
21/1009 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een brief van het college inzake jeugdhulp

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een brief van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, waarin werd medegedeeld dat er sinds 2015 een individuele voorziening voor jeugdhulp was verstrekt. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk, omdat de brief van 19 augustus 2019 volgens hen geen besluit was in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.

De Raad oordeelde dat de appellant procesbelang had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij in de bezwaarprocedure had verzocht om vergoeding van de kosten van het bezwaar, wat in het bestreden besluit was afgewezen. De Raad bevestigde de conclusie van de rechtbank dat de brief van 19 augustus 2019 feitelijke mededelingen bevatte die niet op rechtsgevolg waren gericht. De brief gaf enkel een opsomming van de jeugdhulpverlening aan de appellant en er was geen sprake van een nieuwe verstrekking of wijziging van de voorziening.

Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.1009 JW

Datum uitspraak: 30 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 februari 2021, 20/2936 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Sprakel, advocaat, hoger beroep ingesteld en stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2023. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Sprakel. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij brief van 19 augustus 2019 heeft het college aan appellant medegedeeld dat sinds 2015 een individuele voorziening voor jeugdhulp aan hem is verstrekt op grond van de Jeugdwet voor drie uur per week, eerst in de vorm van een persoonsgebonden budget en met ingang van april 2015 op verzoek van appellant in de vorm van zorg in natura. Het college heeft verder medegedeeld welke zorgaanbieders sinds 2015 waren betrokken bij het verlenen van de hulp. Tegen deze brief heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 27 februari 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen de brief van 19 augustus 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 19 augustus 2019 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Anders dan het college heeft betoogd, heeft appellant procesbelang bij de beoordeling van zijn hoger beroep. Appellant heeft in de bezwaarprocedure verzocht om vergoeding van de kosten van het bezwaar en dit verzoek is in het bestreden besluit afgewezen. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraak van 9 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO3422) blijft procesbelang dan behouden.
4.2.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de brief van 19 augustus 2019 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het in de brief gestelde zijn feitelijke mededelingen die niet op rechtsgevolg zijn gericht. De brief bevat enkel een opsomming hoe het jeugdhulpverleningstraject van appellant sinds 2015 is verlopen. Er is geen sprake van een nieuwe verstrekking van een voorziening voor jeugdhulp of een wijziging van de voorziening die in 2015 is afgegeven.
4.3.
Uit wat is overwogen in 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2023.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) R. van Doorn