ECLI:NL:CRVB:2023:1010
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onjuist wettelijk kader bij loonsanctie en re-integratie-inspanningen in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen Stichting Bejaardenzorg en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de re-integratie-inspanningen van de appellante en de toepassing van de Wet WIA. Betrokkene, die als medewerkster huiskamer bij appellante werkte, was sinds september 2017 uitgevallen door psychische klachten en had in 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat leidde tot een verlenging van het tijdvak waarin de ZW-uitkering moest worden doorbetaald.
De Raad oordeelde dat zowel het Uwv als de rechtbank ten onrechte uitgingen van een loonsanctie op basis van artikel 25 van de Wet WIA, terwijl het hier om een ziekengeldsanctie ging op basis van artikel 26. De Raad bevestigde dat appellante zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, ondanks dat betrokkene beschikte over ruime benutbare mogelijkheden. De Raad volgde de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die stelde dat er geen medische grond was voor de conclusie dat betrokkene niet belastbaar was. De Raad benadrukte dat ook bij beperkte arbeidsmogelijkheden van de werknemer, de werkgever verplicht is om re-integratie-inspanningen te verrichten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de ziekengeldsanctie bleef in stand.