In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 22 juli 2014 bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een melding dat appellanten meerdere auto’s op hun naam hadden staan, heeft de gemeente Lelystad een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek toonde aan dat appellanten in de periode van 22 juli 2014 tot en met 14 februari 2018 in totaal 388 advertenties op Marktplaats hebben geplaatst, wat duidt op handelsactiviteiten in plaats van incidentele verkoop van privégoederen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun broer de handelsactiviteiten op hun naam uitvoerde. Hierdoor hebben zij de inlichtingenverplichting geschonden, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad vernietigt echter de beslissing van het college voor de periode van 1 november 2017 tot 5 april 2018, omdat er onvoldoende bewijs is voor doorlopende handelsactiviteiten in die periode. De Raad draagt het college op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellanten tegen de eerdere besluiten.