In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 juli 2014 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante 'nieuwe handel' verkoopt via Marktplaats, heeft de gemeente Zaanstad een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante inkomsten uit de verkoop van goederen op Marktplaats niet had gemeld, wat resulteerde in een herziening van haar bijstandsuitkering en een terugvordering van € 5.064,17.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat er geen sprake was van handel, maar van incidentele verkoop van privégoederen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de verkoopactiviteiten van appellante op Marktplaats niet als incidenteel konden worden aangemerkt, gezien de aard en omvang van de verkopen. De Raad bevestigde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door de inkomsten niet te melden.
De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de herziening van de bijstand over de maand september 2016, omdat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat appellante in die maand een advertentie had geplaatst. De Raad droeg het college op om een nieuwe beslissing te nemen over de terugvordering van de bijstand, waarbij het college ook werd veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.072,-. De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 november 2019.