Uitspraak
20 733 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
17 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3287).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking van de WIA-uitkering van appellant. Appellant had zich op 11 mei 2016 ziek gemeld na een auto-ongeluk, waarbij hij een whiplash heeft opgelopen. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek in 2018, waarbij beperkingen zijn vastgesteld in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), heeft het Uwv een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Echter, na bezwaar van de werkgever is de mate van arbeidsongeschiktheid herbeoordeeld en vastgesteld op minder dan 35%, wat leidde tot intrekking van de uitkering per 9 mei 2019.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen deze intrekking ongegrond verklaard, waarbij zij de zorgvuldigheid van de medische onderzoeken heeft onderschreven. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het rechtszekerheidsbeginsel niet is geschonden en dat de FML onvolledig is. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant niet gevolgd en bevestigd dat de verzekeringsartsen van het Uwv de beperkingen correct hebben vastgesteld. De Raad oordeelde dat de referteperiode voor het maatmaninkomen correct was vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van appellant is afgewezen.