ECLI:NL:CRVB:2022:746
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlies van WW-uitkering door verwijtbare werkloosheid na strafrechtelijk onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellante, die verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had besloten de WW-uitkering van appellante te weigeren, omdat er sprake was van een dringende reden voor ontslag. Appellante was in 2017 aangehouden voor winkeldiefstal en had in die periode haar functie bij de gemeente Rotterdam vervuld. Het college van burgemeester en wethouders had haar disciplinair ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van appellante niet voldoende waren om haar gedrag te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat appellante zich bewust was van de gevolgen van haar gedragingen en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er sprake was van verwijtbare werkloosheid. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de beslissing van de rechtbank werd bevestigd.