ECLI:NL:CRVB:2022:652
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over afwijzing WAO-uitkering op basis van niet nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WAO-uitkering aan appellant. De appellant, woonachtig in Marokko, had eerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. De Raad oordeelde dat de in hoger beroep overgelegde verklaring van psychiater Driss niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, omdat deze vrijwel gelijkluidend was aan eerdere brieven van dezelfde psychiater die al in eerdere procedures waren ingediend. Het Uwv had de herhaalde aanvraag van appellant terecht afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven tot een ander besluit. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de gronden die appellant in hoger beroep aanvoerde, in wezen herhalingen waren van eerdere argumenten die al voldoende waren besproken door de rechtbank. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onredelijk was en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag van appellant op goede gronden was afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.