Uitspraak
21.1540 ZW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die ziek was gemeld na een auto-ongeval, had verzocht om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv dat haar ziekengeld per 27 augustus 2018 had beëindigd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. De Raad stelt vast dat het Uwv voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de verzekeringsarts terecht heeft geconcludeerd dat er geen objectieve medische afwijkingen zijn vastgesteld die het recht op ziekengeld zouden kunnen onderbouwen. De Raad wijst ook op de noodzaak van zorgvuldigheid in de beoordeling van nieuwe feiten en omstandigheden, en concludeert dat het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen niet wordt ingewilligd. De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft.