In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had verzocht om terug te komen van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar ziekengeld per 27 juni 2011 had beëindigd. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. Appellante stelde dat er wel nieuwe feiten waren, maar de Raad oordeelde dat de door haar aangevoerde medische informatie niet als nieuw kon worden aangemerkt, aangezien deze al eerder bekend was en meegewogen in de eerdere besluiten. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het eerdere besluit te herzien. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.