In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de hoogte van de bijzondere bijstand voor de aanschaf van kleding door een betrokkene die een aanvraag had ingediend op 31 december 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten voor kledingaanschaf tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat de betrokkene al eerder bijzondere bijstand had ontvangen voor kleding. De rechtbank had in een eerdere uitspraak de afwijzing van het college vernietigd en bepaald dat de betrokkene recht had op € 900,07 aan bijzondere bijstand, onder verwijzing naar een rapport van Argonaut Advies B.V. uit 2016.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte zelf in de zaak heeft voorzien door het bedrag van € 900,07 toe te kennen. De Raad heeft vastgesteld dat het rapport van Argonaut geen aanknopingspunt biedt voor dit bedrag. In een nader rapport uit 2019 heeft Argonaut geadviseerd dat de extra kosten voor kleding vastgesteld moeten worden op € 534,- per jaar. De Raad heeft geoordeeld dat de koppeling van de richtprijzen aan de Nibud-normen niet onaanvaardbaar of onredelijk is. Uiteindelijk heeft de Raad besloten dat de betrokkene recht heeft op € 414,- aan bijzondere bijstand voor de aanschaf van kleding over het jaar 2015, en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op het bedrag van € 900,07.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en E.J.M. Heijs en M. ter Brugge als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 januari 2022.