Uitspraak
20 568 WAO
PROCESVERLOOP
mr. Crone.
OVERWEGINGEN
.De werkzaamheden als zelfstandige verrichtte zij vanuit haar onderneming, een praktijk voor medische keuringen. Bij besluit van 31 augustus 2018 heeft het Uwv alle inkomsten uit arbeid van betrokkene door middel van een maandloonvergelijking (periodeloonvergelijking) verrekend met de WAO-uitkering en besloten dat de uitkering wordt uitbetaald naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In bezwaar is aangevoerd dat het Uwv bij de berekening van het (fictieve) arbeidsongeschiktheidspercentage een uurloonvergelijking had moeten toepassen, omdat betrokkene haar inkomen voor het grootste deel verwerft uit niet-verzekerde arbeid als zelfstandige en bij een inkomen uit dergelijke arbeid op grond van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen (Regeling samenloop) een uurloonvergelijking wordt toegepast.
WAO-uitkering naar een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van het Uwv om te motiveren waarom het ook voor inkomsten die betrokkene als zelfstandige heeft verdiend, gebruik maakt van de periodeloonvergelijking. De motivering van het Uwv is dat het bij samenloop van loon uit dienstbetrekking en inkomsten als zelfstandige de periodeloonvergelijking gebruikt, omdat de WAO uitgaat van de gevolgen van de totale inkomsten op de uitkering. De rechtbank heeft overwogen dat uit deze motivering niet volgt waarom het Uwv voorrang heeft gegeven aan de periodeloonvergelijking. Op basis van deze motivering had het Uwv ook kunnen kiezen voor de uurloonvergelijking. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit zodoende genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Op de zitting is immers gebleken dat het Uwv nog het nodige moet onderzoeken en de rechtbank acht voorstelbaar dat dit onderzoek enige tijd zal duren.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat beroep tegen een door het Uwv nieuw genomen beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 1.518,-;
- bepaalt dat van het Uwv een griffierecht van € 532,- wordt geheven.