Uitspraak
20 1301 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 178,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die zich sinds 2006 ziekmeldde met psychische klachten. Het Uwv had de uitkering per 12 september 2018 beëindigd, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant voerde aan dat zijn klachten niet voldoende waren erkend en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er voldoende medische grondslag was voor de beëindiging van de uitkering. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen reden was om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De Raad concludeerde dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen en dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.036,-, evenals de vergoeding van het griffierecht.