1.7.Bij besluit van 28 april 2021(bestreden besluit 2) heeft het college het bezwaar tegen het onder 1.5 vermelde besluit ongegrond verklaard. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant niet behoort tot de doelgroep van de Tozo, omdat de financiële problemen van [naam adviesbureau] in 2020 geen direct gevolg waren van de corona-maatregelen. Uit de door appellant in bezwaar aangeleverde stukken over de bedrijfsresultaten over 2017 tot en met 2019 blijkt namelijk dat [naam adviesbureau] al ruim voor de corona-maatregelen in een slechte financiële situatie verkeerde.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard, het verzoek om schadevergoeding afgewezen en bepaald dat het college het betaalde griffierecht aan appellant vergoedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bij bestreden besluit 1 niet langer het standpunt inneemt dat appellant geen recht heeft op algemene bijstand op grond van de Tozo wegens een te hoog netto inkomen. Het college heeft in het verweerschrift ook bij bestreden besluit 1 het standpunt ingenomen dat appellant niet behoort tot de doelgroep van de Tozo. Gelet op dit gewijzigde standpunt berust bestreden besluit 1 niet op een deugdelijke motivering en dient dit besluit te worden vernietigd. De rechtbank heeft bij de ongegrondverklaring van het beroep tegen bestreden besluit 2 en het in stand laten van de rechtsgevolgen van bestreden besluit 1 het volgende overwogen. Nu niet in geschil is dat [naam adviesbureau] in de jaren 2018 en 2019 een negatief bedrijfsresultaat heeft behaald, staat vast dat appellant geen inkomen heeft gehad uit deze eenmanszaak in de twee jaren direct voorafgaand aan de coronaproblematiek. De verwachting van appellant om in 2020 door verwerving van enkele opdrachten weer een positief resultaat te kunnen behalen, heeft hij niet kunnen concretiseren. Appellant heeft het vereiste causale verband tussen de financiële positie van zijn bedrijf en de coronacrisis niet in zekere mate aannemelijk gemaakt en anders dan appellant meent, is niet doorslaggevend of sprake is van een (gemiddeld) inkomen boven of beneden het sociale minimum, maar of zijn beroep of bedrijf financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit 1 in stand zijn gelaten, het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond is verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.De Tozo bevat tijdelijke regels over bijstandsverlening aan zelfstandigen die financieel getroffen zijn door de gevolgen van de crisis in verband met COVID-19. De Tozo vindt zijn grondslag in artikel 78f van de Participatiewet (PW).
4.1.2.Ingevolge artikel 2 van de Tozo, voor zover van belang, kan algemene bijstand op grond van dit besluit worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister en schriftelijk verklaart dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19.
4.1.3.Ingevolge artikel 5 van de Tozo wordt door de aanvrager van algemene bijstand het volgende verklaard en de volgende informatie verstrekt:
- dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19, voorzien van een toelichting;
- dat hij voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd, verwacht een in aanmerking te nemen inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm; en
- voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd een opgave van het inkomen dat hij heeft verworven of verwacht te gaan verwerven.
4.2.1.Volgens de nota van toelichting bij de Tozo (p. 7, 8, 11, 33 en 34; Stb. 2020, 118) derven veel zelfstandigen als gevolg van de coronacrisis en ook als gevolg van de maatregelen van de rijksoverheid om de verspreiding van het coronavirus te beteugelen, buiten hun invloedssfeer inkomsten en worden veel zelfstandigen met acute financiële problemen geconfronteerd. Deze coronacrisis kan niet als normaal ondernemersrisico worden aangemerkt. Daarom acht de regering het gerechtvaardigd en noodzakelijk om zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen zijn geraakt, tijdelijk te ondersteunen. De regering komt daarom met de Tozo om deze zelfstandigen met een aanvullende inkomensondersteuning en kapitaalverstrekking tijdelijk tegemoet te komen en hen in staat te stellen de komende periode zo goed mogelijk door te komen en om uiteindelijk weer volledig zelfstandig in het bestaan te voorzien. Een voorwaarde om te worden aangemerkt als zelfstandige is dat moet zijn voldaan aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep. Bedoeld is alleen zelfstandigen die reeds op de dag van de aankondiging van deze maatregel, 17 maart 2020, als zodanig werkzaam waren, in aanmerking te laten komen voor bijstand op grond van dit besluit. Daarnaast geldt dat die zelfstandige moet hebben verklaard dat diens bedrijf financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis. Zodoende strekt de kring van rechthebbenden zich alleen uit tot zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis in de omstandigheid verkeren dat zij zijn aangewezen op bijstand op grond van dit besluit. De doelgroep van de Tozo bestaat uit zelfstandigen, die worden geconfronteerd met een financieel probleem (als gevolg van de coronacrisis). Daarbij kunnen de volgende omstandigheden aan de orde zijn:
- de rijksoverheid heeft de zelfstandige verplicht om de activiteit volledig of gedeeltelijk te onderbreken;
- de rijksoverheid heeft de zelfstandige hiertoe niet verplicht, maar de zelfstandige ziet zichzelf wel genoodzaakt om als gevolg van de coronacrisis de activiteit volledig of gedeeltelijk te onderbreken. Het gaat hier bijvoorbeeld om zelfstandigen die door quarantaine, ziekenhuisopname, vermindering van opdrachten, klanten, aanvoer van grondstoffen of om andere redenen van economische, organisatorische of persoonlijke aard, alle als gevolg van de coronacrisis, hun activiteit volledig of gedeeltelijk onderbreken;
- de zelfstandige heeft de activiteit niet volledig of gedeeltelijk onderbroken, maar heeft als gevolg van de coronacrisis wel te maken met een inkomstenderving, die heeft geleid tot een financieel probleem.
4.2.2.In artikel 5 van de Tozo is vastgelegd wat de zelfstandige in zijn verklaring moet opnemen als hij een aanvraag doet voor algemene bijstand. Blijkens de nota van toelichting houdt het eerste onderdeel verband met artikel 2 waarin de doelgroep van de Tozo is vastgelegd. De Tozo is bedoeld voor de zelfstandige van wie het bedrijf of zelfstandig beroep financieel geraakt is door de coronacrisis. De zelfstandige moet hierover een verklaring afleggen en een toelichting geven over diens situatie. Het college kan voor de beoordeling van het recht op en de hoogte van bijstand uitgaan van de verklaring van de zelfstandige. Als de verklaring niet aannemelijk is of het college stuit op contra-indicaties, kan het college op grond van artikel 53, zesde lid, van de PW onderzoek instellen naar de juistheid van de gegevens.