In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking van een ziekengeldsanctie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich op 5 oktober 2015 ziek meldde, had een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) en later een aanvraag voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ingediend. Het Uwv had de ziekengeldsanctie ingetrokken, maar de Raad oordeelde dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht zonder dat hiervoor een deugdelijke grond bestond. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die de intrekking van de ziekengeldsanctie had bevestigd. De Raad concludeerde dat de werkgever niet had voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen, wat leidde tot de beslissing om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.036,- bedroegen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van re-integratie en de gevolgen van onterecht verleende hersteldverklaringen.