ECLI:NL:CRVB:2022:2710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand in verband met in beslag genomen geldbedrag
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem van appellant en appellante, die beiden bijstand ontvingen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geldbedrag van € 109.990,- dat op 25 november 2008 in de woning van appellant in beslag is genomen door het Openbaar Ministerie (OM). Het OM had dit bedrag na een vrijspraak door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juli 2018 aan appellant moeten teruggeven, maar heeft dit niet gedaan. Het college heeft vervolgens op 17 augustus 2018 besluiten genomen om de kosten van bijstand over een bepaalde periode van appellant en appellante terug te vorderen, waarbij het college zich baseerde op de stelling dat appellant over het in beslag genomen geld kon beschikken.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant, hoewel hij het geld niet feitelijk in handen had, er wel over kon beschikken omdat hij kon bepalen wat er met het geld zou gebeuren. De Raad heeft de argumenten van appellant en appellante verworpen, waaronder de stelling dat het geld niet van hen was, en heeft geoordeeld dat het college terecht de terugvorderingsbesluiten heeft genomen. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de besluitvorming van het college niet onzorgvuldig was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de samenstelling van de kamer is gewijzigd na de zitting van 10 mei 2022.