ECLI:NL:CRVB:2022:2692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van Wajong-uitkering na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van de Wajong-uitkering van appellant. Appellant ontvangt sinds 1990 een Wajong-uitkering, maar in februari 2019 werd in zijn woning een hennepkwekerij aangetroffen met 148 planten. De politie stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 30.794,50, wat leidde tot een onderzoek door het Uwv naar de rechtmatigheid van de uitkering. Het Uwv concludeerde dat appellant minder dan 25% arbeidsongeschikt was, waardoor de uitkering niet kon worden uitbetaald. Het besluit tot terugvordering van € 8.190,45 werd door appellant bestreden, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv onvoldoende had onderzocht wanneer de kwekerij was gestart en wat de opbrengsten waren. De Raad oordeelde dat het aantreffen van de kwekerij de veronderstelling rechtvaardigt dat appellant (mede-)eigenaar was en dat hij de opbrengsten heeft ontvangen. Appellant kon geen overtuigende gegevens overleggen die zijn stelling onderbouwden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de Wajong-uitkering heeft herzien en teruggevorderd.