ECLI:NL:CRVB:2022:2618
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van nabestaandenuitkering ANW en de vereisten voor ingezetenschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, die in Marokko woont, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar echtgenoot, die de Nederlandse nationaliteit bezat en eerder in Nederland had gewoond. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot op het moment van overlijden geen ingezetene van Nederland was. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de echtgenoot van appellante in 2015 naar Marokko was verhuisd en zich had uitgeschreven uit de basisregistratie personen (brp). Hoewel hij in 2016 tijdelijk terugkeerde naar Nederland, was er volgens de Raad geen sprake van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland op het moment van zijn overlijden in 2018. De Raad heeft daarbij verwezen naar relevante artikelen uit de ANW en eerdere rechtspraak over het begrip ingezetenschap. De Raad concludeert dat de echtgenoot op de datum van overlijden geen ingezetene was en dat appellante daarom geen recht heeft op de nabestaandenuitkering.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.