ECLI:NL:CRVB:2022:2556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand met betrekking tot kasstortingen en bijschrijvingen als inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant en zijn echtgenote. Appellant ontving sinds 1 mei 1992 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de gemeente Emmen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er in de periode van januari 2017 tot en met september 2019 kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van appellant hebben plaatsgevonden, die door het college zijn aangemerkt als inkomen. Het college heeft vervolgens de bijstand herzien en een bedrag van € 4.150,80 teruggevorderd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat deze kasstortingen en bijschrijvingen ten onrechte als inkomen zijn aangemerkt, en dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien vanwege de gestegen kosten van levensonderhoud.
De Raad heeft geoordeeld dat appellant niet heeft voldaan aan de bewijslast om aan te tonen dat de kasstortingen en bijschrijvingen geen inkomen vormen. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak die stelt dat stortingen op een bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel als middelen worden beschouwd. Ook de argumenten van appellant over de gestegen kosten van levensonderhoud zijn door de Raad verworpen, omdat deze situatie niet als bijzonder of uitzonderlijk kan worden aangemerkt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland bevestigd, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.