2.1.Het college is in oktober 2022 een onderzoek gestart ter controle van het recht van eiseres op een bijstandsuitkering. Het college heeft daarbij bankafschriften bij eiseres opgevraagd. Op de bankafschriften waren diverse contante stortingen en bijschrijvingen te zien. Het college heeft aan eiseres gevraagd om een verklaring te geven voor die stortingen en bijschrijvingen. Naar aanleiding van de bevindingen uit het onderzoek heeft het college de primaire besluiten genomen.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Het college heeft een deel van de contante stortingen en bijschrijvingen aangemerkt als middelen en inkomsten. Eiseres had de ontvangst hiervan moeten melden, maar heeft dit niet gedaan. Volgens het college heeft eiseres hiermee de inlichtingenplicht geschonden. Het college heeft vervolgens aanleiding gezien om het recht op bijstand te herzien over de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 september 2022 (de periode in geding) en een deel van de contante stortingen en bijschrijvingen van eiseres terug te vorderen. Het terugvorderingsbedrag is in de eerdere kalenderjaren gebruteerd, omdat het college de over het terugvorderingsbedrag betaalde loonbelasting en premies zorgverzekeringen niet meer kan terugvragen bij de Belastingdienst. Eiseres is het niet eens met de herziening en de terugvordering van de bijstandsuitkering en de brutering van het terugvorderingsbedrag.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Volgens vaste rechtspraak worden stortingen en bijschrijvingen op een bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel als in aanmerking te nemen middelen beschouwd in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet (Pw). Als deze betalingen een terugkerend of periodiek karakter hebben, door de betrokkene kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, is voorts sprake van inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Pw. De bewijslast dat de op de rekening van eiseres gedane stortingen en bijschrijvingen geen middel betreffen en dus niet kunnen worden aangemerkt als inkomen rust op eiseres (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2556). 7. In de periode 1 januari 2022 tot en met 30 september 2022 zijn er verschillende bijschrijvingen van derden en contante stortingen te zien op de betaalrekening ING-XXX-477 en jongerenrekening ING-XXX-988. Eiseres heeft deze inkomsten niet tijdig en uit eigen beweging doorgegeven. Aan de hand van de alsnog ingediende bankafschriften en verklaringen heeft het college het terugvorderingsbedrag als volgt vastgesteld:
- januari 2022: € 100,-;
- februari 2022: € 1.150,- (inkomsten boven de bijstandsnorm, dus geen recht op toegekende bijstand ad € 1.091,71 over deze maand);
- maart 2022: € 0,-;
- april 2022 : € 1.530,- (inkomsten boven de bijstandsnorm, dus geen recht op toegekende bijstand ad € 1.091,71 over deze maand);
- mei 2022: € 300,-;
- juni 2022: € 485,-;
- juli 2022: € 450,-;
- augustus 2022: € 40,-;
- september 2022: € 1.250,- (inkomsten boven de bijstandsnorm, dus geen recht op toegekende bijstand ad € 1.101,82 over deze maand).
De totale terugvordering over 1 januari 2022 tot en met 30 september 2022 bedraagt
€ 4.660,24.
8. Het betoog van eiseres dat het college ten onrechte aanneemt dat zij wist over de bijschrijvingen van haar ex-partner op de jongeren- dan wel kinderrekening van haar oudste zoon, zonder welke wetenschap zij niet geacht kan worden over die middelen te hebben kunnen beschikken, slaagt niet. Uit de bankafschriften blijkt dat er geregeld bedragen werden overgemaakt tussen de betaalrekening van eiseres en de jongerenrekening, veelal met de omschrijving “boodschappen”. Zij had dus wetenschap van die rekening en kon over de daarop staande middelen beschikken en heeft deze kunnen aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Het college heeft de bijschrijvingen terecht als inkomsten aangemerkt.
9. In de periode van 1 juli 2022 tot en met september 2022 zijn er verschillende contante stortingen te zien op de betaalrekening ING-XXX-477 van eiseres. Eiseres heeft over elke storting een uitleg gegeven. Volgens eiseres gaat het (vooral) om eigen geld of om leningen die ze moet terugbetalen. Het college heeft de bedragen ten onrechte aangemerkt als giften.
10. Vastgesteld wordt dat bij contante stortingen niet zichtbaar is waar het geld vandaan komt. Zonder nader bewijs, dat ontbreekt, kunnen de stellingen van eiseres niet worden geverifieerd. Daarbij is het college in het bestreden besluit uitgebreid ingegaan op de stellingen van eiseres en heeft aangegeven waarom haar uitleg bij de diverse contante stortingen niet kan worden gevolgd. De rechtbank sluit zich daarbij aan.
Over het standpunt van eiseres dat zij de bijschrijvingen en stortingen op haar eigen betaalrekening (ING-XXX-477) niet hoefde te melden omdat het leningen zijn, overweegt de rechtbank dat ook als dit geleend geld zou betreffen, dit als inkomen is aan te merken, nu eiseres dit geld vrijelijk heeft kunnen besteden naast de bijstand die zij ontving.
Schending van de inlichtingenplicht
11. Van de bijschrijvingen en de contante stortingen heeft eiseres geen melding gemaakt. Door deze inkomsten niet te melden heeft eiseres haar inlichtingenplicht geschonden. Het had eiseres immers redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat de ontvangen bedragen van invloed konden zijn op het recht op bijstand en dat zij deze bij het college moest melden. Het college heeft dan ook terecht de bijstand over de periode in geding herzien en was verplicht de ten onrechte verleende bijstand van eiseres terug te vorderen.
12. Het college mag de bijstand bruto, dus inclusief loonbelasting en premies volksverzekering, terugvorderen, omdat het college door tijdsverloop de al afgedragen loonbelasting en premies volksverzekering niet meer met de Belastingdienst kan verrekenen. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om te bruteren als er sprake is van schending van de inlichtingenplicht en de vordering € 750,- of hoger is. Aan deze twee voorwaarden is voldaan.
Behandeling door rapporteur
13. Eiseres stelt dat herziening en terugvordering gebaseerd zijn op bevindingen en rapportages van een ambtenaar, die bij het uitoefenen van zijn functie het vertrouwen van eiseres volledig heeft geschaad en haar onder druk heeft gezet. Volgens eiseres wordt de gehele kwestie ten onrechte te simpel afgedaan door haar te verwijzen naar een klachtenprocedure. Eiseres meent dat de gedragingen van de rapporteur onlosmakelijk is verbonden met de rapportages en de uiteindelijke bestreden beslissingen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college eiseres erop mogen wijzen dat zij zich met betrekking tot de handelswijze van een medewerker van Werk en Inkomen dient te wenden tot de klachtenprocedure om haar zienswijze en eventuele klachten nader toe te lichten. Verder is de rechtbank van oordeel dat het optreden van de rapporteur uiteindelijk niet relevant is geweest voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit, nu eiseres in bezwaar de aanvullende bankafschriften heeft overgelegd en de rapporteur met de bezwaarfase geen bemoeienis heeft gehad.
14. Eiseres is een alleenstaande moeder van vier jonge kinderen. Zij heeft totaal geen inkomsten. Ze vreest dat ze de huur binnenkort niet zal kunnen betalen en met de kinderen op straat komt te staan. Eiseres betoogt dat het college op grond van artikel 58, achtste lid, van de Pw diende af te zien van de terugvordering wegens dringende redenen.