ECLI:NL:CRVB:2022:2496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand in het kader van de kostendelersnorm na beëindiging studie inwonende zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 12 november 1998 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). De zaak betreft de toepassing van de kostendelersnorm na de beëindiging van de studie van haar inwonende meerderjarige zoon, A, die op 18 april 2018 is gestopt met zijn opleiding. Appellante had de verplichting om deze wijziging te melden aan het college, maar heeft dit nagelaten. Het college heeft daarop de bijstand van appellante herzien en een bedrag van € 6.440,80 teruggevorderd. Appellante betoogde dat zij niet had hoeven melden dat A was gestopt met studeren, omdat hij geen inkomsten had en zij hem volledig onderhield. De Raad oordeelde echter dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de beëindiging van de studie van invloed kon zijn op haar recht op bijstand. De Raad bevestigde dat de kostendelersnorm van toepassing was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze norm rechtvaardigden. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat de toepassing van de kostendelersnorm leidde tot een onredelijke last, en dat de beslissing van het college terecht was.