ECLI:NL:CRVB:2022:2485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verhoogde WAO-uitkering en de beoordeling van bijzondere gevallen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhoging van de WAO-uitkering van appellant. Appellant ontving een WAO-uitkering die vanaf 23 november 2008 was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. Op 2 oktober 2019 diende appellant een wijzigingsverzoek in bij het Uwv, waarbij hij aangaf dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uwv verhoogde de uitkering per 2 oktober 2018, een jaar vóór de aanvraag, en verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond. De rechtbank Limburg bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad beoordeelde of er sprake was van een bijzonder geval dat een eerdere ingangsdatum van de uitkering rechtvaardigde. Appellant betoogde dat het Uwv hem gedurende vijf jaar geen herbeoordelingsformulier had gestuurd, wat volgens hem een bijzondere omstandigheid vormde. De Raad oordeelde echter dat appellant niet had aangetoond dat hij door zijn medische situatie niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er geen bewijs was van psychisch onvermogen of hulpbehoevendheid die een eerdere aanvraag zou rechtvaardigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.