ECLI:NL:CRVB:2022:2472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van hoofdverblijf en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant ontving sinds 28 januari 2013 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft de bijstand van de appellant ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, waar de watertoevoer was afgesloten. De Raad heeft vastgesteld dat het college bevoegd was om verbruiksgegevens van het waterverbruik op te vragen en dat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad heeft de beroepsgronden van de appellant verworpen, waaronder de stelling dat er geen concrete verdenkingen waren voor een vergaand onderzoek. De Raad oordeelde dat de woonsituatie van een bijstandsgerechtigde essentieel is voor het recht op bijstand en dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De terugvordering is ook niet verjaard, omdat het college pas op 9 oktober 2018 bekend was met feiten die een terugvordering rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd.