ECLI:NL:CRVB:2022:2440

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21 / 3427 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de toekenning van een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan betrokkene, die sinds 2002 gehuwd is maar sinds 2007 duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had aan betrokkene een ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde toegekend, maar dit besluit werd door de rechtbank vernietigd, omdat de rechtbank oordeelde dat betrokkene en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leven. De Svb ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden van de zaak. Betrokkene en haar echtgenoot wonen al veertien jaar niet samen, maar hebben dagelijks contact en ondernemen regelmatig activiteiten samen. De Raad oordeelde dat, ondanks het feit dat zij niet samenwonen, de omstandigheden niet ondubbelzinnig aantonen dat zij ieder afzonderlijk hun leven leiden alsof zij niet met elkaar gehuwd zijn. De Raad benadrukte dat voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven niet alleen het feit dat zij niet samenwonen van belang is, maar ook de frequentie van hun contact en de aard van hun relatie.

Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van de Svb slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, wat betekent dat zij niet als ongehuwd kan worden aangemerkt voor de toepassing van de AOW. De uitspraak benadrukt de noodzaak om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen bij de beoordeling van de status van duurzaam gescheiden leven.

Uitspraak

21.3427 AOW

Datum uitspraak: 17 november 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 augustus 2021, 21/479 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. F.M. Meis, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2022. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg. Betrokkene is niet verschenen. Zij heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Meis.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is op 5 september 2002 gehuwd met [naam echtgenoot] (echtgenoot). De echtgenoot van betrokkene is op 16 augustus 2007 teruggekeerd naar zijn geboorteland Engeland. Betrokkene heeft op 29 mei 2020 bij de Svb een aanvraag gedaan om toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Betrokkene heeft bij de aanvraag vermeld dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot.
1.2.
Bij besluit van 17 juni 2020 heeft de Svb aan betrokkene met ingang van 17 oktober 2020 een ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde toegekend. Bij besluit van 14 januari 2021 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 17 juni 2020 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over proceskosten en griffierecht, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Svb opgedragen een nieuw besluit te nemen. Volgens de rechtbank is sprake van duurzaam gescheiden leven omdat betrokkene en haar echtgenoot al veertien jaar niet meer bij elkaar wonen en niet over elkaars huissleutel beschikken. Ook zijn de financiën van betrokkene en haar echtgenoot volledig van elkaar gescheiden en is er tussen de echtgenoten geen sprake van wederzijdse zorg. Dat betrokkene en haar echtgenoot nog regelmatig contact met elkaar hebben, wijst volgens de rechtbank niet in een andere richting. Zij bellen weliswaar dagelijks, maar als dit contact al gezien kan worden als zorg voor haar echtgenoot, dan is die zorg in ieder geval niet wederzijds. Verder spreken zij eens in de twee tot drie maanden een weekend af en gaan zij twee keer per jaar twee weken op vakantie, maar zij slapen dan niet samen en ondernemen samen geen activiteiten. Dit alles gaat naar het oordeel van de rechtbank niet uit boven het niveau van een normaal sociaal contact.
3. In hoger beroep heeft de Svb aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat sprake is van duurzaam gescheiden leven omdat dit niet ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt. Het feit dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet in dezelfde woning hebben, is immers volgens vaste rechtspraak van de Raad niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Verder wijst de Svb erop dat in de rechtspraak van de Raad juist veel belang gehecht wordt aan de omstandigheid dat de echtelieden nog veel contact hebben, zich naar buiten toe als gehuwd presenteren, zorg dragen voor elkaar of nog geregeld activiteiten met elkaar ondernemen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, wordt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is als ongehuwd aangemerkt.
4.2.
Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen (uitspraak van de Raad van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932). Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken (uitspraken van de Raad van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093).
4.3.
In het licht van de feiten en omstandigheden waarop betrokkene zich beroept kan, voor de toepassing van de AOW, niet worden gezegd dat betrokkene en haar echtgenoot in de periode in geding ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidde alsof zij niet met elkaar gehuwd waren. Betrokkene en haar echtgenoot wonen weliswaar al veertien jaar niet meer samen maar hebben nog wel dagelijks telefonisch contact met elkaar en gaan een keer per jaar twee weken samen op vakantie. Betrokkene gaat daarnaast nog een keer in de twee tot drie maanden een weekend bij haar echtgenoot op bezoek. Gelet op de frequentie van het onderlinge contact kan niet worden gezegd dat ondubbelzinnig blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. Betrokkene is voor de toepassing van die wet daarom niet aan te merken als ongehuwd. Dat betrokkene in februari 2021 een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend en inmiddels is gescheiden, kan hieraan niet afdoen omdat dit een omstandigheid is die zich na het bestreden besluit en dus na de in dit geding te beoordelen periode heeft voorgedaan.
4.4.
Uit 4.2 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep van de Svb slaagt en dat de aangevallen uitspraak vernietigd moet worden. Doende wat de rechtbank had behoren te doen zal de Raad het beroep van betrokkene ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 14 januari 2021 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en M. Wolfrat en M.M. van der Kade als leden, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2022.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) S.N. de Groot
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.