ECLI:NL:CRVB:2022:2391

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
22/1455 BBZ-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K. Azzaimoun, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 11 maart 2022 een uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker en het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Tijdens de zitting op 2 augustus 2022 was O.L.H.W.I. Korte de behandelend rechter. Verzoeker heeft op 17 augustus 2022 een verzoek om wraking ingediend tegen deze rechter, omdat hij meende dat de rechter niet objectief kon oordelen over zijn zaak, gezien eerdere betrokkenheid bij een hoger beroep van verzoeker.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist dat een verzoek om wraking onmiddellijk wordt ingediend zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn. De Raad oordeelt dat verzoeker niet tijdig heeft gehandeld, aangezien hij meer dan twee weken na de zitting heeft gewacht met het indienen van zijn verzoek. De Raad concludeert dat de omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek al vóór de zitting bekend waren voor verzoeker.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter T. Dompeling, en de leden B.J. van de Griend en S.B. Smit-Colenbrander, met S.C. Scholten als griffier. De uitspraak vond plaats op 3 november 2022.

Uitspraak

22.1455 BBZ-W

Datum beslissing: 3 november 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door:
[verzoeker] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. K. Azzaimoun, gemachtigde, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 maart 2022, 21/3755, in de gedingen tussen verzoeker en het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (dagelijks bestuur).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2022. O.L.H.W.I. Korte was daarbij de behandelend rechter. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Azzaimoun. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door A.G. Hoekerd.
Verzoeker heeft op 17 augustus 2022 een verzoek om wraking van de behandelend rechter ingediend.
De behandelend rechter heeft een reactie gegeven op het wrakingsverzoek en daarbij te kennen gegeven niet te berusten in het verzoek.
Verzoeker en de behandelend rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad op 20 oktober 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Azzaimoun. De behandelend rechter is verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.2.
Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Awb wordt het verzoek om wraking gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De behandelend rechter kan niet objectief naar de zaak kijken, omdat hij eerder betrokken is geweest bij een hoger beroep van verzoeker waarin hij voor het grootste gedeelte in het ongelijk is gesteld. Verder is de rechter volgens verzoeker bij bespreking van de verschillende vorderingen buiten de omvang van het geding getreden. Dat de behandelend rechter vooringenomen is, blijkt volgens verzoeker ook uit de opmerking dat het feit dat verzoeker op advies van een rechter een verzoek om kwijtschelding heeft gedaan niets aan de uitspraak zal veranderen. De behandelend rechter heeft dus al een beslissing genomen.
3.1.
Door met het indienen van het wrakingsverzoek te wachten tot 17 augustus 2022 heeft verzoeker niet gehandeld overeenkomstig artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. De aanleiding voor verzoeker om de behandelend rechter te wraken is gelegen in het feit dat de behandelend rechter al eerder betrokken was bij een hoger beroep van verzoeker, in combinatie met het optreden ter zitting op 2 augustus 2022. De omstandigheden waarin verzoeker aanleiding heeft gezien een wrakingsverzoek in te dienen waren hem dus uiterlijk ter zitting bekend. Niettemin heeft verzoeker tot meer dan twee weken na de zitting gewacht met de indiening van zijn wrakingsverzoek. Dat verzoeker uit respect voor de behandelend rechter en de Raad niet, gelet op de aanwezigheid van publiek, ter zitting heeft willen verzoeken om wraking van de behandelend rechter, rechtvaardigt niet dat verzoeker tot ongeveer twee weken na die zitting heeft gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek.
3.2.
Dit betekent dat het verzoek om wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om wraking van de behandelend rechter niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gedaan door T. Dompeling als voorzitter en B.J. van de Griend en S.B. Smit-Colenbrander als leden, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2022.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) S.C. Scholten