ECLI:NL:CRVB:2022:2372
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een appellant in het kader van de Wet WIA
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant beoordeeld in het kader van de Wet WIA. Appellant, die als senior administrateur werkte, heeft zich in 2010 ziekgemeld met psychische klachten, later gevolgd door lichamelijke klachten. Het Uwv heeft appellant in 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 100% werd vastgesteld. Na een herbeoordeling in 2017 heeft het Uwv de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 39%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep ongegrond verklaarde.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft. De deskundige, E. Siem-Yoe, heeft in een rapport geconcludeerd dat er medische grondslagen zijn voor beperkingen, maar de rechtbank heeft deze conclusie niet gevolgd. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigender is dan die van de deskundige. De Raad heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv niet is gebaseerd op een deugdelijke medische grondslag en heeft het Uwv opgedragen om het gebrek in het besluit te herstellen. De Raad benadrukt dat de deskundige voldoende overtuigend heeft gemotiveerd dat appellant verdergaand beperkt moet worden geacht dan het Uwv heeft aangenomen.
De uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk en is openbaar uitgesproken op 3 november 2022. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken het besluit te herstellen, rekening houdend met de bevindingen van de deskundige.