ECLI:NL:CRVB:2017:4354
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies na beoordeling door deskundigen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, was sinds 2 december 2009 arbeidsongeschikt door gezondheidsproblemen, met name psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar in 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar in 2013 vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor haar uitkering werd beëindigd. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling.
In beroep stelde de rechtbank dat de deskundige, die door de rechtbank was ingeschakeld, niet volledig gevolgd kon worden in zijn oordeel over de beperkingen van appellante. De rechtbank oordeelde dat er bijzondere omstandigheden waren die afwijking van het deskundigenadvies rechtvaardigden. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de eerdere beslissing van het Uwv niet werd teruggedraaid.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw betoogd dat de rechtbank onterecht was afgeweken van het oordeel van de deskundige. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de deskundige niet voldoende onderbouwd had waarom appellante op bepaalde belastingaspecten beperkt zou zijn. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante, met een verlies aan verdienvermogen van minder dan 35%.