ECLI:NL:CRVB:2022:2371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel betaalde WIA-uitkering en verjaringstermijnen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel betaalde WIA-uitkering aan appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had geoordeeld dat de vordering tot terugvordering niet was verjaard, omdat de besluiten tot terugvordering zijn genomen binnen vijf jaar na een interne melding van 21 februari 2017. Appellante had aangevoerd dat het Uwv al in oktober 2011 op de hoogte was van haar werkzaamheden als trouwambtenaar, maar de Raad oordeelde dat dit niet betekende dat het Uwv ook op de hoogte was van de inkomsten die appellante na 25 mei 2012 uit deze werkzaamheden genoot. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de verjaringstermijn van vijf jaar pas begint te lopen op het moment dat het bestuursorgaan daadwerkelijk bekend is met de feiten die aanleiding geven tot een terugvordering. De Raad verwierp ook het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen bewijs was dat haar was toegezegd dat zij haar inkomsten niet hoefde door te geven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.