ECLI:NL:CRVB:2022:2330

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
20 / 1898 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk na herroeping boete door college

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hoger beroep was ingesteld door een appellant die in eerste aanleg niet ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, waarbij aan de appellant een boete van € 711,83 was opgelegd. Dit besluit was eerder gehandhaafd na bezwaar van de appellant. Tijdens de zitting op 18 oktober 2022 heeft het college echter meegedeeld dat het de boete en het bestreden besluit niet langer handhaaft, omdat deze niet op een deugdelijke grondslag berusten. Hierdoor is het belang van de appellant bij een beoordeling van het hoger beroep komen te vervallen. De Centrale Raad van Beroep heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van bezwaar en proceskosten van de appellant, die in totaal zijn begroot op € 2.059,-. Het college dient daarnaast het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 178,- aan de appellant te vergoeden.

Uitspraak

20.1898 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 april 2020, 19/5074 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 18 oktober 2022
Zitting hebben: F. Hoogendijk, als voorzitter en M.F. Wagner en J.J. Janssen als leden
Griffier: B. Beerens
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2022.
Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.C.J.P. Melsen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.059,-;
  • bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
In geding is het besluit van 22 augustus 2019, waarbij het college het besluit van 21 mei 2019, na bezwaar van appellant daartegen, heeft gehandhaafd. Bij dat besluit heeft het college appellant een boete opgelegd van € 711,83.
Ter zitting heeft het college meegedeeld dat hij het bestreden besluit en de boete van € 711,83 niet langer handhaaft omdat die niet op een deugdelijke grondslag berusten
.Dat betekent dat het college het besluit van 21 mei 2019 heeft herroepen.
Gelet op het voorgaande is het belang van appellant bij een beoordeling van het hoger beroep daaraan komen te ontvallen. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de kosten van bezwaar en de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 541,- in bezwaar, op € 759,- in beroep en op € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.059,-.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) B. Beerens (getekend) F. Hoogendijk