ECLI:NL:CRVB:2022:2238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van woonplaatsbepaling en onderzoeksresultaten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 15 juni 2015 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de te beoordelen periode, van 1 januari 2018 tot en met 28 januari 2019, niet zijn woonplaats had in de gemeente Zaanstad, waar hij geregistreerd stond. Dit oordeel is gebaseerd op onderzoeksgegevens die aantonen dat appellant voornamelijk in [plaats] verbleef en dat hij zijn activiteiten, zoals het plaatsen van advertenties op Marktplaats, daar uitvoerde.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen. Appellant heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een huisbezoek en heeft geen melding gemaakt van zijn activiteiten op Marktplaats, wat zijn recht op bijstand in twijfel trok. De verklaringen van buurtbewoners en de complexbeheerder gaven aan dat appellant nauwelijks op het uitkeringsadres aanwezig was. De Raad concludeert dat het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad terecht heeft besloten de bijstand van appellant in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting en de medewerkingsverplichting.
De uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaarde, is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelt dat de onderzoeksgegevens voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant geen recht op bijstand had, en dat het college de besluiten op juiste wijze heeft gemotiveerd.