ECLI:NL:CRVB:2022:2195

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
21 / 3806 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW en proceskosten

Op 13 oktober 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 28 maart 2019, betreffende de AOW. Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarin zijn hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het hoger beroepschrift te laat was ingediend en dat er geen goede reden was voor de termijnoverschrijding. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor ouderdomspensioen ongegrond verklaard, omdat niet was komen vast te staan dat verzoeker in Nederland had gewoond of gewerkt.

In de procedure om herziening heeft verzoeker aangevoerd dat hij zijn hoger beroepschrift niet tijdig heeft ingediend omdat hij de uitspraak te laat had ontvangen. De Raad heeft echter vastgesteld dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die onder artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen, die een herziening zouden rechtvaardigen. De Raad heeft benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak.

De Raad heeft daarom het verzoek om herziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

21.3806 AOW

Datum uitspraak: 13 oktober 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 maart 2019, 18/6380 AOW
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (Marokko) (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van 28 maart 2019, 18/6380 AOW.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2022. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1
Bij de uitspraak van de Raad van 28 maart 2019, 18/6380 AOW, heeft de Raad het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2018, 17/7095 niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroepschrift niet tijdig is ingediend en er geen goede reden voor was. De rechtbankuitspraak betrof een beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar inzake een ouderdomspensioen ingevolge de AOW. De aanvraag is afgewezen door de Svb op de grond dat niet is komen vast te staan dat appellant in Nederland heeft gewoond en/of gewerkt. Het bezwaar tegen dit besluit van 10 november 2016 is ongegrond verklaard bij beslissing op bezwaar van 18 oktober 2017. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ontvangen en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Bij uitspraak van 20 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3063, heeft de Raad het verzet van verzoeker tegen de uitspraak 28 maart 2019 ongegrond verklaard.
1.2.
Bij uitspraak van 31 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1693, heeft de Raad het verzoek om herziening van de uitspraak van 20 september 2019 afgewezen. Bij uitspraak van 13 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2070, heeft de Raad het verzoek om herziening van de uitspraak van 20 september 2019 opnieuw afgewezen.
2. Verzoeker heeft een herhaald verzoek om herziening ingediend en heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij zijn hoger beroepschrift destijds niet tijdig heeft ingediend omdat hij de uitspraak te laat heeft ontvangen. Hij vraagt de Raad daarom om opnieuw naar zijn zaak te kijken en een nieuwe beslissing te nemen. Het herzieningsverzoek moet, gezien deze stelling, worden geacht te zien op de uitspraak van de Raad van 28 maart 2019.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak
zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Het is vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 26 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1615) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb naar voren gebracht. Het verzoek om herziening moet dan ook worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2022.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) L.C. van Bentum