ECLI:NL:CRVB:2021:2070

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
20/3416 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 20 september 2019. Verzoeker, woonachtig in Marokko, was het niet eens met de eerdere uitspraak en heeft op 2 september 2020 verzocht om herziening. De behandeling van het verzoek vond plaats op 2 juli 2020, maar beide partijen waren niet aanwezig.

De Raad had in de eerdere uitspraak van 20 september 2019 het verzet van verzoeker tegen een eerdere uitspraak ongegrond verklaard. Dit was gebaseerd op het feit dat het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2018 niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Verzoeker heeft nu opnieuw gevraagd om herziening, met de stelling dat zijn financiële situatie slecht is en dat hij recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet.

De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen. Het rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Verzoeker heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot herziening volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier R. Dagmar, en is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2021.

Uitspraak

20.3416 AOW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 20 september 2019, 18/6380 AOW-V
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 13 augustus 2021
PROCESVERLOOP
Verzoeker is het niet eens met de uitspraak van de Raad van 20 september 2019 en heeft op
2 september 2020 verzocht om een herziening van die uitspraak.
Het verzoek om herziening is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 juli 2020. Beide partijen waren daarbij niet aanwezig.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van 20 september 2019 heeft de Raad het verzet van verzoeker tegen de uitspraak van de Raad van 28 maart 2019 ongegrond verklaard. De Raad heeft deze beslissing genomen op grond van de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de uitspraak van de Raad van 28 maart 2019 is het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2018, 17/7095 niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en er geen goede reden voor was. Dit betekent dat het hoger beroep niet in behandeling kon worden genomen.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Verzoeker heeft de Raad gevraagd om opnieuw naar zijn zaak te kijken. Ook vraagt verzoeker om een nieuwe beslissing in verband met het krijgen van een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet. De financiële situatie van verzoeker is slecht.
Het is vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 26 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1615) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb naar voren gebracht. Het verzoek om herziening moet dan ook worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van R. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) R. Dagmar