ECLI:NL:CRVB:2022:2116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in jeugdhulpzaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van twee appellanten tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had de beroepen van appellante 1 en appellante 2 ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam beslissingen op bezwaar had gehandhaafd met betrekking tot de verstrekking van jeugdhulpvoorzieningen. De Centrale Raad oordeelde dat de hoger beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat er geen procesbelang meer aanwezig was. De Raad overwoog dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft. In dit geval waren de periodes waarover de besluiten waren genomen al verstreken en was niet aannemelijk dat een inhoudelijk oordeel nog van belang zou zijn voor een toekomstige periode. Bovendien waren er inmiddels nieuwe besluiten genomen die aan de appellanten vergelijkbare voorzieningen voor jeugdhulp hadden toegekend. De Raad concludeerde dat appellanten geen schade hadden geleden als gevolg van de bestreden besluiten en dat er geen relevante ondersteuning was geleverd door de moeder van de appellanten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.