ECLI:NL:CRVB:2022:2077
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van een in rechte vaststaand besluit inzake WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van het verzoek om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv, dat hem een loongerelateerde WGA-uitkering toekende. Appellant, die sinds 2011 ziek is door psychische klachten en een ongeval, heeft in 2013 een WGA-uitkering gekregen. In 2018 verzocht hij om herziening van dit besluit, maar het Uwv weigerde dit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier zorgvuldig bestudeerd en de eerdere medische beoordelingen zijn niet onjuist gebleken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de mededelingen van de psychologen Frissen en Van Lierop geen nieuwe inzichten bieden die de eerdere beoordeling in twijfel trekken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.