ECLI:NL:CRVB:2022:1912
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep Wajong-uitkering en bijzonder geval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv. Appellante had op 1 april 2019 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv was toegekend met als ingangsdatum 1 april 2018. Het Uwv had echter het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat er volgens hen geen sprake was van een bijzonder geval dat een eerdere ingangsdatum rechtvaardigde. De rechtbank Midden-Nederland had deze beslissing bevestigd in een eerdere uitspraak op 30 december 2020.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat zij pas in 2018 zich bewust werd van haar ernstige arbeidsongeschiktheid en dat haar onbekendheid met de Wajong-regeling een bijzonder geval opleverde. De Raad oordeelde echter dat onbekendheid met de mogelijkheid om een uitkering aan te vragen geen bijzonder geval vormt. De Raad bevestigde dat appellante al jaren bekend was met haar klachten en dat zij redelijkerwijs in staat had moeten zijn om een aanvraag in te dienen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om de ingangsdatum van de uitkering te vervroegen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.