ECLI:NL:CRVB:2008:BD5248
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst - Hagen
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WAJONG-uitkering en de vraag naar bijzondere gevallen
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WAJONG-uitkering aan betrokkene, die op 21 januari 2002 een aanvraag indiende. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had geoordeeld dat betrokkene ten tijde van de aanvraag niet in staat was om zelf een aanvraag in te dienen, wat leidde tot de toekenning van de uitkering met terugwerkende kracht. Appellant betwistte dit oordeel en stelde dat er geen sprake was van een bijzonder geval, aangezien betrokkene in het verleden wel in staat was om andere uitkeringen aan te vragen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 30 mei 2008 behandeld. Tijdens de zitting was betrokkene aanwezig, bijgestaan door een maatschappelijk werker. De Raad heeft de medische rapporten van psychiater M.J. van Weers in overweging genomen, die concludeerde dat betrokkene ernstige beperkingen had, maar niet expliciet onvermogen om een aanvraag in te dienen. De Raad oordeelt dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet kan worden gehandhaafd, omdat betrokkene, ondanks zijn beperkingen, in staat was om andere uitkeringen aan te vragen en niet kan worden gesteld dat hij niet op de hoogte was van de WAJONG-regeling.
De Raad concludeert dat er geen bijzonder geval is dat rechtvaardigt dat de uitkering eerder ingaat dan een jaar voor de aanvraagdatum. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van betrokkene wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.