Uitspraak
21 386 WW, 21/387 WW
PROCESVERLOOP
drs. I.M. Veringmeier.
OVERWEGINGEN
WW-uitkering. Voor de maanden september en oktober 2018 is het Uwv daarbij uitgegaan van de door appellante opgegeven 20 uur per week aan werkzaamheden als zelfstandige. De werkzaamheden voor de [uitzendbureau] ( [uitzendbureau] ) in de maanden november en december 2018 heeft het Uwv primair opgevat als in het economisch verkeer op geld waardeerbaar. Subsidiair heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat appellante in november en december 2018 voor 24 uur per week niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt, zodat het recht op WW met 24 uur per week dient te worden beëindigd. Omdat in besluit 1 voor de maand oktober 2018 is uitgegaan van 104 uren terwijl dit 87 uren moeten zijn, wordt het bedrag van de terugvordering lager.
WW-uitkering. Van dringende redenen op grond waarvan het Uwv gedeeltelijk of geheel had moeten afzien van herziening of terugvordering is geen sprake. Het Uwv heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht de WW-uitkering van appellante herzien en een bruto bedrag van € 6.981,54 aan onverschuldigd betaalde WW-uitkering van appellante teruggevorderd. Omdat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden was het Uwv gehouden een boete op te leggen. De rechtbank heeft in wat appellante heeft aangevoerd geen aanleiding gezien de boete te matigen wegens verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht een boete van € 3.490,77 aan appellante heeft opgelegd.
e-mailbericht van 13 maart 2019 kan worden gehouden. Hierin heeft appellante uitdrukkelijk verklaard dat zij in de maanden mei 2018 tot en met december 2018 gemiddeld zeker 4 uur per dag heeft gewerkt voor haar bedrijven [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . Appellante heeft ook in hoger beroep niet aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat de betreffende verklaring voor onjuist moet worden gehouden. De verklaring wordt bovendien ondersteund door een door appellante op 25 februari 2019 aangeleverd overzicht van werkzaamheden over de jaren 2017 en 2018.
BESLISSING
G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022.