Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
29 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC3264.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep van appellant tegen het besluit van 20 maart 2019 niet-ontvankelijk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstandsverlening aan appellant, die sinds 4 februari 2014 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De intrekking vond plaats na een onderzoek door de gemeente Zaanstad, dat aan het licht bracht dat appellant een gezamenlijke huishouding voerde met X, wat niet was gemeld. Het college had de bijstand van appellant met ingang van 14 juni 2017 ingetrokken en een terugvordering van € 28.760,13 ingesteld voor de periode van 21 juni 2015 tot en met 14 juni 2017. Het college heeft echter de terugvordering niet gehandhaafd na bezwaar van appellant.
De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant geen procesbelang heeft bij de beoordeling van de intrekking van de bijstand, omdat de terugvordering niet is gehandhaafd en het college geen boete of waarschuwing heeft opgelegd. De Raad concludeert dat de uitspraak van de rechtbank ten onrechte was, omdat appellant geen financieel nadeel ondervond van de intrekking en de schending van de inlichtingenverplichting geen rol kan spelen bij een toekomstige beoordeling van recidive zonder eerdere sancties. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van appellant niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.