Uitspraak
OVERWEGINGEN
(Wsf 2000) ontvangen, berekend naar de norm die geldt voor een uitwonende studerende.
brp-adres. Van de bevindingen van het onderzoek is een rapport opgemaakt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering van appellante, die van 1 augustus 2017 tot 1 november 2019 studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft na een huisbezoek op 20 september 2019 vastgesteld dat appellante niet op het opgegeven brp-adres woonde, wat leidde tot herziening van de studiefinanciering en terugvordering van € 4.828,-. Daarnaast werd een bestuurlijke boete van € 2.308,21 opgelegd. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante tegen deze besluiten ongegrond.
Appellante heeft in hoger beroep de gronden herhaald en nieuwe verklaringen overgelegd, maar de Raad oordeelde dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie van de minister. De verklaringen van de hoofdbewoonster en haar zoon, die stelden dat appellante niet op het brp-adres woonde, werden als geloofwaardig beschouwd. De Raad bevestigde dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij op het brp-adres woonde, en dat de minister bevoegd was om de herziening door te voeren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.