Uitspraak
21 959 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant wegens detentie. Appellant ontving vanaf 5 februari 2019 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Op 24 april 2020 ontving het college een signaal van het Inlichtingenbureau dat appellant gedetineerd was. Hierop heeft het college op 5 juni 2020 de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de kosten van bijstand teruggevorderd. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat hij de op hem rustende inlichtingenverplichting niet heeft geschonden omdat hij door beperkingen in zijn detentie niet in staat was om het college te informeren over zijn verblijf in detentie. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om het college te informeren. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, ondanks de opgelegde beperkingen, geen verzoek heeft gedaan aan de officier van justitie om melding te maken van zijn detentie. Bovendien heeft appellant na opheffing van de beperkingen ook geen melding gemaakt. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland bevestigd, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.