ECLI:NL:CRVB:2022:1706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op kinderbijslag en ingezetenschap in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van kinderbijslag door appellante. De aanvraag was eerder door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) afgewezen, omdat appellante op de relevante data, 1 januari 2020 en 1 april 2020, niet als ingezetene van Nederland werd beschouwd. De rechtbank Amsterdam had deze afwijzing bevestigd in een eerdere uitspraak. Appellante stelde dat zij vanaf december 2019 in Nederland woonde en dat zij een duurzame band met Nederland had opgebouwd, maar de Svb betwistte dit. De Raad oordeelde dat appellante op de genoemde data nog geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had, omdat zij op dat moment geen eigen woonruimte had en niet werkzaam was. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die de criteria voor ingezetenschap verduidelijkt. Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen recht op kinderbijslag was, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van ingezetenschap volgens de Algemene Kinderbijslagwet.