ECLI:NL:CRVB:2022:1663
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de beëindiging van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellant, die zich ziek meldde na een verkeersongeval, heeft verschillende uitkeringen aangevraagd en is in de loop der jaren herbeoordeeld. Het Uwv heeft op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat het Uwv en de rechtbank onvoldoende gewicht toekennen aan de informatie van zijn behandelaars. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en een deskundige benoemd om de medische situatie van appellant te beoordelen. De deskundige concludeerde dat er meer beperkingen zijn dan in de FML zijn opgenomen. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berust en vernietigt de eerdere uitspraak. Het Uwv moet opnieuw beslissen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van de bevindingen van de deskundige. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en voor de overschrijding van de redelijke termijn.